Maak gelijkwaardigheid zichtbaar - verslag symposium Iedereen professor!

16-02-2024

De zaal in het Trippenhuis is goed gevuld op 1 februari 2024 als Sanli Faez, voorzitter van de werkgroep Iedereen professor!, de middag opent. Hij vertelt hoe de werkgroep, bestaande uit leden van De Jonge Akademie, sinds april 2023 actief is en in gesprek is geweest met diverse partijen.

Faez introduceert Joeri Tijdink, tevens lid van De Jonge Akademie, die vandaag optreedt als moderator. “Met dit debat willen we een veelheid aan perspectieven verzamelen", aldus Tijdink. 

Onderaan deze pagina kun je het symposium terugkijken.
In English 

Geen toga, geen titel

Via de zogenaamde ‘Mentimeter’ kunnen alle fysiek en online aanwezigen vanmiddag een aantal vragen beantwoorden. Op een scherm in de zaal worden de resultaten zichtbaar. De eerste vraag is bedoeld om te inventariseren wie er precies aanwezig zijn bij dit debat. Het hoogste percentage bestaat vanmiddag uit universitair docenten (35 procent), gevolgd door een groep van hoogleraren (22 procent), beleidsmedewerkers (20 procent) en universitair hoofddocenten (11 procent). Promovendi zelf vormen vanmiddag een kleine minderheid (3 procent). Het aantal aanwezigen tikt bijna de honderd aan.

De voorzitter van De Jonge Akademie, Marie-José van Tol, vat voorafgaand aan het debat nog even de hoofdlijnen samen van Iedereen professor!. Ze wijst erop dat universitair docenten in feite dezelfde taken hebben als hoogleraren – zoals beurzen aanvragen, een eigen onderzoekslijn opzetten, peer reviewen, promovendi begeleiden –  maar niet dezelfde rechten. Ze mogen geen toga dragen, geen ‘professor’-titel voeren, geen zitting nemen in leescommissies en geen promovendi promoveren. De Jonge Akademie roept daarom op om af te stappen van het traditionele onderscheid vanuit het idee: ‘ere wie ere toekomt’. Het voorstel kan de hiërarchie omtrent expertise platter maken, maakt maximaal gebruik van de expertise van universitair (hoofd)docenten, vermindert de werkdruk en begeleidingslast van hoogleraren en is in lijn met het landelijke programma ‘Erkennen en waarderen’.

Anomalie van het systeem

Na deze inleiding presenteren de vier panelleden zich aan de zaal. Marjolijn Antheunis is hoogleraar aan Tilburg University, en zij hoopt dat de oproep van De Jonge Akademie gehoor krijgt. Bij de verantwoordelijkheid hoort immers de erkenning, aldus Antheunis. Met één argument van De Jonge Akademie is ze het echter niet eens: dat de voorgestelde wijzigingen invloed zouden hebben op de hiërarchie en sociale veiligheid. “Verschillende rollen zullen er altijd blijven, die zijn nodig om een universiteit draaiende te houden. Rollen zorgen voor verschillen in macht, en daarin kunnen altijd onveilige situaties ontstaan. Je kunt nooit volledig vlakke structuren creëren.”

Het tweede panellid is Joost Frenken, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en decaan van de faculteit Science and Engineering. Hij staat al bijna aan het eind van zijn carrière, maar hij voelt nog steeds het onrecht dat hij ervoer als beginnend universitair docent, omdat hij niet verantwoordelijk mocht zijn voor zijn beste promovendi. “Je hebt zelf geld binnengehaald, de personen geworven en begeleid, maar op het moment suprême wordt de bul door iemand met toga uitgedeeld.” Frenken noemt dit een anomalie van het Nederlandse systeem. Het is tijd voor verandering, en volgens Frenken moet dat zo beginnen: stapje voor stapje, te beginnen met het ius.

Oog voor de promovendus

Het derde panellid is Ioana Ilie. Zij is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van het ‘landelijk netwerk voor assistant professors’. Ilie is voorstander van Iedereen professor!, omdat universitair docenten in Nederland nu een nadelige positie hebben ten opzichte van hun internationale collega’s, waar stafleden met een vergelijkbare functie vaak wel het promotierecht hebben. Het feit dat dat in Nederland niet zo is, zorgt er ten onrechte voor dat Nederlandse ud’s als onervaren worden gezien.  

Het laatste panellid dat zich presenteert is Henk Kummeling, rector magnificus van de Universiteit Utrecht. De vraag die volgens hem altijd voorop zou moeten staan is: Hoe kunnen promovendi een goede begeleiding krijgen? Daarom kun je inderdaad niet zomaar aan iedereen het ius promovendi uitreiken, volgens Kummeling: “Promovendi zitten in een kwetsbare fase van hun carrière. Het ius zou daarom alleen uitgereikt mogen worden aan degenen die hebben aangetoond goed te kunnen begeleiden.” Daarnaast merkt hij op dat er meer focus op de verantwoordelijkheden van de hoogleraar moet komen te liggen in plaats van op de status.

Krabbemand-effect

Het publiek mag nu via de Mentimeter laten horen welke argumenten voor Iedereen professor! als overtuigends heeft ervaren. Een grote meerderheid van de aanwezigen (72 procent) stemt op ‘gelijke taken, gelijke erkenning’. Als het gaat om argumenten tegen kiest 42 procent voor ‘het risico op slechte promotiebegeleiding is groot’. Daar volgt onmiddellijk een kritische reactie op uit het publiek: “Geldt dat risico ook niet voor de zittende professor?” Er wordt instemmend geknikt. Nog een vraag: ‘Welke academische gremia houden in jouw ogen het invoeren van Iedereen professor! tegen?’ Een meerderheid van de aanwezigen denkt dat dit de huidige hoogleraren zijn. Een hoogleraar uit Nijmegen vertelt dat hij er een eigen term voor bedacht, het ‘krabbemand-effect’. “Deze hoogleraren hebben zelf omhoog moeten klimmen en trappen nu omlaag’, licht hij toe.

Een oud-rector merkt op dat het vooral belangrijk is dat de discussie eerst overal gevoerd moet worden. En hij wijst ook op een gevaar, dat van ‘iedereen professor, niemand meer professor’, “Kijk naar Amerika: daar noemt niemand elkaar meer professor, dus zo ga je de hele titel afschaffen.”

Geen experimenteermuizen

Een emeritushoogleraar mist in het debat een analyse van de herkomst van de huidige problemen. Hij wijst erop dat de staf van universiteiten is verviervoudigd, terwijl het aantal hoogleraren niet is meegegroeid. “De versmalling van het aantal hoogleraren heb ik als ontwrichtend ervaren voor de universitaire organisatie.” Kummeling zegt dat geld een begrenzing vormt. Onderzoekers moeten daarnaast wel kunnen aantonen dat ze het begeleidingstraject aankunnen, vindt Kummeling. “PhD-kandidaten zijn geen experimenteermuizen.”

De voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland, Benthe van Wanrooij, is blij dat Kummeling promovendi zo centraal stelt, maar werpt de vraag op of het promotierecht zoals dat nu bestaat de kwaliteit dan wel kan waarborgen. Iemand uit het publiek vult aan: “Er moet ook kritisch gekeken worden naar de kwaliteiten van het gremium dat er nu zit: daar zitten professoren bij, waar promovendi huilend bij weglopen. Ook daar moet de begeleiding geëvalueerd worden.” Van Wanrooij is het daarmee eens, want een goede begeleiding draagt veel bij aan het welzijn van de PHD.” Antheunis vraagt zich af of je bij bestaande hoogleraren het ius ook weg kunt nemen?  “Het ius kan wettelijk niet worden teruggetrokken”, zegt Kummeling, “maar in de praktijk gebeurt het wel.”

Rising stars

Een aanwezige afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk vraagt zich af waarom in Nederland niet twee begeleiders worden aangesteld: één op basis van zijn expertise, de ander om te kijken naar het welzijn van de PhD-kandidaat. Frenken merkt op dat je wel het vier-ogenprincipe hebt, maar dat er nog steeds erkenning moet komen voor de ud’s die de dagelijkse begeleiding van promovendi op zich nemen. “Je wil ud’s behandelen als de rising stars die ze zijn, je helpt ze niet door ze het ius te onthouden.”

Een lid van De Jonge Akademie merkt aan het eind van de middag op dat de discussie veel over het al dan niet toekennen van het ius gaat. Een ander aspect uit Iedereen professor, het dragen van de toga, komt hierdoor niet aan de orde, terwijl dit wel een belangrijk onderdeel van de verandering behelst.

Maak gelijkwaardigheid zichtbaar

Afsluitend is er tijd voor reflectie door Van Tol. Ze is blij dat de kwaliteit van promotiebegeleiding bij de aanwezigen voorop staat. Ze spreekt haar hoop uit dat ook zittende hoogleraren hierop beoordeeld worden. Ook geeft Van Tol aan dat we bestaande hiërarchieën kunnen afvlakken door niet alleen hoogleraren maar ook andere wetenschappers te betrekken bij beslissingen waar functie-hiërarchie relevant is. Tot slot benadrukt ze het belang van zowel de professorstitel en het ius als de toga: zo maak je de gelijkwaardigheid ook echt zichtbaar. Want, in velden waar weinig promovendi en amper hoogleraar-posities zijn, is de titel professor van belang om voor vol aangezien te worden in internationale samenwerking. Van Tol ervaart de kennisuitwisseling tijdens dit symposium als zeer waardevol en geeft aan dat De Jonge Akademie verder in gesprek gaat met universiteiten over Iedereen professor!. Ze roept iedereen op in gesprek te gaan met hun lokale young academies, collega hoogleraren, decanen en college van promoties over het hele voorstel van Iedereen professor! en eerste stappen te zetten.

Meer weten over Iedereen professor!

Symposium terugkijken 

 

Afbeeldingen

Contactgegevens 

De Jonge Akademie
Postbus 19121
1000 GC Amsterdam
Telefoon: 020 551 0867
E-mail: 
dja@knaw.nl

Ga naar contact

Over

De Jonge Akademie is een dynamisch en innovatief platform van onderzoekers uit verschillende disciplines met visie op wetenschap en wetenschapsbeleid.

Meer over De Jonge Akademie  > 

 

Cookie-instellingen